Driehonderddrieënnegentig gaatjes van hoofdeinde naar voeteneinde en van linker- naar rechterkant. Vier bedden op deze kamer dus dat wordt driehonderddrieënnegentig maal vier is twaalfhonderd plus driehonderdzestig plus twaalf. Ik mag van mezelf geen notitieblokje gebruiken: dit is hersentraining. Geen rekenmachientje, dat gaat te snel. Totaal is het vijftienhonderdtweeënzev…
“Koffie Thijs, met extra suiker, alsjeblieeeft.” Mijn kaken verstrakken. Wat een vriendelijkheid. ’s Nachts is het moeilijkst. In het donker kan ik geen gaatjes tellen in het plafond en hoor ik mijn snurkende overbuurvrouw des te beter. Waar ben ik in godsnaam beland. Mijn lichaam houdt me in bed terwijl mijn hoofd zo ongeveer uit elkaar klapt. Hoe kon ik zo stom zijn?
Op het tafeltje bij het raam ligt een stapeltje beduimelde tijdschriften. Ik wil wel zo’n blad maar kan ik er bij? Mijn rechterbeen is nog altijd gevoelloos maar met links kan ik wel wat. Voorzichtig doe ik de dekens omhoog. Het linkerbeen duwt tegen het rechter- en zo schuiven die dingen langzaam maar zeker naar de rand van het bed. De voet hangt inmiddels buitenboord, mooi zo. Nog een stukje verder, okay. Met mijn handen help ik het been verder. Spannend! De voeten en kuiten zijn nu zo ver over de rand dat ik mezelf enigszins in zit-stand kan brengen. “AU!” Een vlammende pijnscheut schiet door mijn rug. ‘In elk geval zit er gevoel in’, bedenk ik cynisch. Oen dat ik ben! Dan maar weer terug op mijn rug, stil liggen wezen en van verveling gaatjes tellen in het plafond. Nog vijf weken plat op mijn rug. Daarna revalidatie. Hoe ga ik de tijd doorkomen?
Eindelijk is het zover en zit ik in mijn rolstoel klaar voor de revalidatie. Het enige wat ik zie, is dat looprek. Straks mag ik, na wederom wachten en wachten, tot ik een ons weeg. Eindelijk komt de fysio naar me toe met een brace in zijn hand. Hij doet ‘m behendig om: “kom Thijs,” rijdt me naar het looprek en helpt me uit de stoel. “AU!” Van de pijn zak ik door mijn knieën op de grond. “Ik trek je kop van je romp als je me nog een keer laat vallen”, roep ik. Eindelijk overeind houd ik mezelf krampachtig vast aan de reling van het rek. Het zweet gutst van mijn gezicht en zwoegend probeer ik een stap te zetten.
Een vrouw in een rolstoel komt in rap tempo naderbij. “Héé”, hoor ik op dringende toon. Ze kijkt me recht aan, bewegingloos gezicht. “Ik val van een keukentrapje bij het ophangen van de gordijnen uit het niets, om niets. Vanaf mijn middel ben ik verlamd en dat zal in dit leven zo blijven. Jíj kunt staan en over een paar maanden loop je weer als een kievit. Jíj krijgt een tweede kans. Kun je mij uitleggen waar je het recht vandaan haalt om zo belachelijk boos te doen?”
Een vrouw in een rolstoel komt in rap tempo naderbij. “Héé”, hoor ik op dringende toon. Ze kijkt me recht aan, bewegingloos gezicht. “Ik val van een keukentrapje bij het ophangen van de gordijnen uit het niets, om niets. Vanaf mijn middel ben ik verlamd en dat zal in dit leven zo blijven. Jíj kunt staan en over een paar maanden loop je weer als een kievit. Jíj krijgt een tweede kans. Kun je mij uitleggen waar je het recht vandaan haalt om zo belachelijk boos te doen?”
BAF! Als een vuistslag slaan de woorden in mijn gezicht. Ze dringen zich op in mijn mond en zweven meedogenloos richting keel. Een voor een glijden ze erdoorheen en vallen als bakstenen in mijn maag. Kokhalzend komen de woorden weer omhoog, samen met zurig maagzuur. Vies, bah. Het liefste zou ik nu alles uitkotsen, recht in haar gezicht. Ik weiger om mezelf te laten kennen en beheers mezelf, slik de woorden opnieuw in. Gedver. Ik kijk weg van de vrouw en zeg de fysio dat ik wil stoppen voor vandaag.
‘Engeltje’, gaat het even later door me heen als ik in de taxi naar huis rijd. Ik heb een engeltje op mijn schouder gehad, wel zes. De jofele jongen uithangen en met grote vaart tegen een boom aanrijden. Mijn eigen leven én dat van anderen op het spel zetten, er nog levend uitkomen ook met de prognose dat ik nagenoeg volledig zal herstellen. Die vrouw heeft gelijk: ik heb een tweede kans gekregen. Nog voordat ik thuis ben aangekomen, besluit ik om de snelst herstellende patiënt van het ziekenhuis te zijn, werk aan de winkel!
‘Engeltje’, gaat het even later door me heen als ik in de taxi naar huis rijd. Ik heb een engeltje op mijn schouder gehad, wel zes. De jofele jongen uithangen en met grote vaart tegen een boom aanrijden. Mijn eigen leven én dat van anderen op het spel zetten, er nog levend uitkomen ook met de prognose dat ik nagenoeg volledig zal herstellen. Die vrouw heeft gelijk: ik heb een tweede kans gekregen. Nog voordat ik thuis ben aangekomen, besluit ik om de snelst herstellende patiënt van het ziekenhuis te zijn, werk aan de winkel!
Ik heb weer energie en ruimte in mijn hoofd. Hoe zou het zijn als niemand in het ziekenhuis zich meer hoeft te vervelen? Op mijn Ipad maak ik een mindmap van een app voor ziekenhuizen die mogelijkheden bevat voor amusement, toegang tot informatie, geschikt voor jong en oud. In een mum van tijd is mijn idee klaar, de app twee dagen later. Van potentiele klanten krijg ik positieve, hele positieve reacties. Ondertussen gaat mijn herstel in volle vaart vooruit.
Het is nu twee jaar later. Ik ben achtentwintig en met negen man sterk werken we in mijn bedrijf: ‘Enjoj’ genaamd. De app draait en ontwikkelt zich continu zodat patiënten binnen Gezondheidszorg Nederland er nog meer profijt van hebben. En er zijn meer uitdagende opdrachten en ideeën. ‘Enjoj’ blijkt een vat met oneindige mogelijkheden te zijn.
Van onbezonnen, niet gemotiveerde student ben ik veranderd in een jongen die het leven enorm waardeert, alles positief bekijkt. Ik kan me intens gelukkig voelen bij de dagelijkse dingen van de dag en heb een drive in mezelf ontdekt waarvan ik het bestaan niet kende. Ik ben een beter mens geworden voor mezelf en voor anderen. Voor mij is het ongeluk een zegen geweest. Al doet mijn rug soms zeer.
Thijs Kennes is eigenaar van Enjoj
Van onbezonnen, niet gemotiveerde student ben ik veranderd in een jongen die het leven enorm waardeert, alles positief bekijkt. Ik kan me intens gelukkig voelen bij de dagelijkse dingen van de dag en heb een drive in mezelf ontdekt waarvan ik het bestaan niet kende. Ik ben een beter mens geworden voor mezelf en voor anderen. Voor mij is het ongeluk een zegen geweest. Al doet mijn rug soms zeer.
Thijs Kennes is eigenaar van Enjoj